Aansprakelijkheid werkgever OPS (schildersziekte) werknemer

Aansprakelijkheid werkgever OPS (schildersziekte) werknemer

Hoge Raad 5 maart 2010

Een werknemer is op 23-jarige leeftijd in 1988 bij Hunter Douglas – hierna ‘HD’ – in dienst getreden. HD produceert onder meer aluminium lamellen (Luxaflex). De werknemer was als operator werkzaam op de afdeling Coil Coating. Op de afdeling worden aluminiumstrips geverfd en gedroogd in zogenaamde coil coating machines. Tot de werkzaamheden van de werknemer behoorden het instellen en opbouwen van de verfrollen uit de verfmachines en het schoonmaken daarvan bij kleurwisselingen. Op de afdeling is een klimaatbeheerssysteem aangebracht en boven iedere verfmachine is een locale afzuiginstallatie geplaatst.

In maart 1999 heeft de werknemer zijn werkzaamheden wegens arbeidsongeschiktheid gestaakt: er was sprake van leverfunctiestoornissen, klachten van moeheid, vergeetachtigheid, snel geïrriteerd en somber. In maart 2000 is hij in aanmerking gebracht voor een WAO-uitkering naar een arbeidsongeschiktheid van 80-100%, in 2005 afgeschat naar 55%-65%. De werknemer heeft HD aansprakelijk gesteld voor zijn gezondheidsschade door blootstelling aan de oplosmiddelen anarcoat, thinner en aceton.

De kantonrechter te Rotterdam en later het gerechtshof te ‘s-Gravenhage zijn tot de slotsom gekomen dat de werknemer in voldoende mate aannemelijk heeft gemaakt dat hij lijdt aan gezondheidsklachten die door de blootstelling aan organische stoffen en oplosmiddelen kunnen zijn veroorzaakt. De werknemer heeft met verwijzing naar rapporten van het Solvent-team van het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten en naar medische literatuur gesteld dat hij een ziektebeeld heeft ontwikkeld dat kan zijn veroorzaakt door de omgang met organische stoffen en oplosmiddelen die hij bij zijn werk diende te gebruiken. HD heeft erkend dat de werknemer met organische stoffen en oplosmiddelen heeft gewerkt. HD heeft weliswaar ontkend dat dit heeft geleid tot blootstelling aan deze stoffen in voor de gezondheid gevaarlijke concentraties, maar heeft niet weersproken dat bij de werknemer een zware leverstoornis is vastgesteld die waarschijnlijk te relateren is aan de blootstelling aan oplosmiddelen in het werk. Daarom is niet goed te begrijpen dat HD volhoudt dat geen sprake is geweest van gevaarlijke concentraties. Het Solvent-team, een interdisciplinair team dat bij uitstek deskundig is op het gebied van OPS, heeft het (ook gezien het verloop van de klachten na de beëindiging van de blootstelling) waarschijnlijk geoordeeld dat de werknemer lijdt aan OPS.

Het hof heeft vervolgens overwogen dat het door de werknemer gestelde oorzakelijk verband tussen de blootstelling aan de voor de gezondheid gevaarlijke stoffen en zijn gezondheidsklachten moet worden aangenomen indien de werkgever heeft nagelaten de (redelijkerwijs noodzakelijke) veiligheidsmaatregelen te treffen. Het hof is tot de slotsom gekomen dat HD niet deze veiligheidsmaatregelen heeft getroffen. Het heeft in dat verband overwogen dat van HD niet alleen technische maatregelen (afzuiging en paintmasters) mochten worden verwacht maar ook organisatorische maatregelen, zoals voorlichting over risico’s, een zindelijke werkwijze (zonder onnodig morsen van verf en zonder op (te) ruime schaal gebruik te maken van oplosmiddel bij het verwijderen van gemorste verf) en het gebruik van beschermingsmiddelen alsmede het houden van toezicht op het gebruik van de juiste beschermingsmiddelen. Het hof heeft geconstateerd dat niet is gebleken dat dergelijke maatregelen zijn genomen. De Hoge Raad heeft in zijn recente uitspraak dit oordeel van het Hof in stand gelaten.

Tip: Via het netwerk van deskundigen met wie Arbeidsletsel Advocaten contact onderhoudt, kunnen slachtoffers met werkgerelateerde gezondheidsschade zich laten informeren over de haalbaarheid van een letselschadeclaim.