Aansprakelijkheid orkest voor gehoorschade cellis

Aansprakelijkheid orkest voor gehoorschade cellis

Gerechtshof Arnhem 18 augustus 2009

Vorige week deed het hof uitspraak in een reeds negen jaar durende rechtszaak, waarin een cellist, sinds 1974 in dienst bij het Gelders Orkest, zijn werkgever aansprakelijk stelde voor de gehoorschade die naar zijn zeggen het gevolg was van de geluidsbelasting tijdens de repetities en concerten.

De kantonrechter te Arnhem veroordeelde het orkest tot vergoeding van de schade van de werknemer. Het orkest ging tegen die uitspraak in hoger beroep. In een tussenarrest van maart 2008 overwoog het hof dat voldoende was komen vast te staan dat er sprake is van causaal verband tussen de gehoorschade van de cellist en zijn werkzaamheden bij het orkest. Het orkest had, aldus het hof, in ieder geval eind jaren tachtig, begin jaren negentig, op de hoogte moeten zijn van de risico’s van schadelijke geluidsniveaus in orkesten. De werknemer was langdurig blootgesteld aan schadelijk geluid. Hij zat ook op de plek waarop hij relatief gezien aan veel decibellen werd blootgesteld, namelijk direct voor de koperblazers. Het orkest was dus verplicht om geëigende maatregelen te nemen om te voorkomen dat de musicus in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade zou lijden. Uit de stellingen van het orkest volgde dat het wel enige maatregelen had getroffen. De aard en omvang daarvan kon echter niet worden vastgesteld. Om die reden liet het hof het orkest toe in het bewijs dat het aan zijn zorgplicht had voldaan.

18 augustus 2009 werd de cellist ook door het hof in het gelijk gesteld. Naar het oordeel van het hof heeft het orkest onvoldoende maatregelen genomen om langdurige blootstelling aan schadelijk geluid te voorkomen. Uit de verscheidene getuigenverklaringen bleek weliswaar dat er door het orkest allerlei maatregelen zijn uitgeprobeerd, maar deze werden – naar het oordeel van het hof – te gemakkelijk weer achterwege gelaten wanneer zo’n maatregel (ook) nadelen bleek te hebben. Zo werden de oordoppen die het orkest verstrekte niet (genoeg) gebruikt. De cellist had aan werkgever te kennen gegeven dat hij de oordoppen niet bruikbaar vond en dat hij ze niet wilde dragen. Wanneer hij de oordoppen langer dan tien minuten gebruikte, ontstond er druk en voelde hij zich geïsoleerd. Het orkest heeft die mededeling, zo zegt het hof enigszins misprijzend, slechts voor kennisgeving aangenomen. De werkgever had zich echter, gezien de verantwoordelijkheid die hij heeft voor de veiligheid van de werknemer, actiever moeten opstellen. In het bijzonder nu de cellist al eerder had aangegeven serieuze gehoorklachten te hebben. Het orkest heeft nagelaten met werknemer in gesprek te gaan om te bezien op welke wijze een oplossing zou kunnen worden gevonden. Het feit dat werknemer de oordoppen niet consequent gebruikte, weegt, aldus het hof, niet op tegen het gebrek aan toezicht op de naleving van het gebruik van de middelen door werkgever. Het feit dat er bepaalde schermen aanwezig waren, die alleen “als dat nodig was” en “op verzoek” konden worden ingezet achtte het hof eveneens onvoldoende.

Het orkest had afdoende maatregelen moeten nemen en het had actief moeten toezien op de naleving ervan. Het orkest had de posities van de muzikanten kunnen wijzigen, het had kunnen repeteren met minder volume en het had de harde passages meer kunnen spreiden, bovendien had het moeten toezien op het gebruik van de schermen en de oordoppen.

Tip: Het arrest van het hof bevestigt de vergaande verantwoordelijkheden van de werkgever om de veiligheid van zijn werknemers te waarborgen. Het ter beschikking stellen van middelen ter bescherming van de veiligheid is niet afdoende. De werkgever dient actief(!) toe zien op het gebruik ervan. Wanneer nog andere maatregelen mogelijk zijn, dienen deze worden genomen. Voldoet de werkgever hier niet aan, dan is hij aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende letselschade.